Stirling, een lange rit noordwaarts en drukte op alle campings.

Toen we deze morgen wakker werden, was het zwaar bewolkt en best wel fris. Wat een verschil met gisteren. We ontbeten dan ook in de camper en niet buiten. De wasvoorzieningen op de camping waren zo onder de maat dat we ons in de camper wasten. En dan is het wel makkelijk dat zo’n ding van alle gemakken is voorzien. Om iets voor negenen reden we de camping af in de richting van Stirling. De navigatie stuurde ons weer door allerlei smalle binnenweggetjes terwijl er toch ook genoeg grotere doorgaande wegen zouden moeten zijn. Maar goed, we kwamen heel in Stirling aan. We vonden een parkeerplaats in het centrum met voldoende plaats voor dat grote bakbeest van ons. Wel moest er een parkeer-app gedownload worden om te kunnen betalen. Dat ging gelukkig zonder problemen.
We liepen daarna het centrum in op weg naar Stirling castle, een kasteel dat hoog boven de stad op een heuvel ligt. We vonden de toegangsprijs van 19 pond wat veel en bovendien zou een bezoek aan het kasteel teveel tijd kosten waardoor we onze bestemming pas laat zouden bereiken. We namen genoegen met wat foto’s van de buitenkant. Via een prachtig kerkhof rondom de Holy Rude Church liepen we het oude deel van de binnenstad binnen vol met interessante oude panden. Daar vonden we ook een heel leuk koffietentje waar we een lekkere bak cappuccino dronken. Tegen de tijd dat we die op hadden was de eerdere genoemde kerk open en namen we daar nog een kijkje. We sloten ons bezoekje aan Stirling af in een grote supermarkt voor wat inkopen.

Het liep al tegen de middag toen we Stirling uitreden in de richting van het toeristische plaatsje Callander. De weg er naartoe was prachtig door al het groen langs de wegen en de eerste bergen in de verte. Callander zelf viel ons wat tegen. Daarom namen we ook niet de moeite om er uit te stappen en reden verder noordwaarts. Ondertussen was de bewolking van deze morgen helemaal verdwenen en hadden we het mooiste weer van de wereld, ook al was het maar 16 graden.
Bij een stop voor een prachtig uitzicht over de omgeving, merkten we dat de motor van de camper niet al te sterk is. We moesten op gravel een beetje omhoog en daar had de camper al problemen mee. Gelukkig kwamen we wel weg maar het ging niet makkelijk. We blijven deze reis dus maar zoveel als mogelijk op verharde wegen. In een klein plaatsje zetten we de camper aan de kant voor de lunch waarna de rit verder ging tot we in het plaatsje Killin aan kwamen. Dat dorpje zag er wel heel leuk uit, dus zochten we weer naar een parkeerplek voor het bakbeest. Dat viel niet mee, maar een heel eind verderop, lukte het uiteindelijk toch. We liepen terug naar een bruggetje over een riviertje in het dorp en genoten daar van de zon, de omgeving en het leven in het plaatsje.
Terug in de camper reden we langs Loch Tay, een prachtig blauw meer. De weg was smal maar was goed toe doen, ook al dacht Nicky daar anders over. Zo reden we het plaatsje Kenmore binnen dat er vanaf de weg prachtig uit zag. Overal witte huisjes en andere gebouwen en aan de oevers van Loch Tay was het een drukte van belang. We hadden hier heel graag even rond gekeken, maar we konden nergens in het dorpje onze camper parkeren. Dat klinkt gek maar het was echt zo. Schotland lijkt groot en leeg, maar de ruimte in de dorpjes is erg krap bemeten allemaal. Daarom reden we maar door naar Aberfeldy. Daar reden we naar een camping om te vragen of er misschien nog plaats voor ons was, maar dat bleek helaas niet het geval. De vrouw van de camping adviseerden ons door te rijden naar Pitlochry, zo’n 25 kilometer verderop. Dat deden we dan maar.

In Pitlochry aangekomen, bleek het daar gigantisch druk te zijn vanwege het jubileum van de queen en Pinksteren. Gelukkig konden we daar de camper wel even parkeren waarna Ron alle campings in het plaatsje belde voor een plek voor de nacht. Alles was echter vol. Bij het kantoortje van de Schotse VVV, leerden we dat we op een parkeerplaats even verderop mochten overnachten. Dus maar hopen dat er nog plaats was voor zo’n grote camper als de onze. Gelukkig bleek dat het geval. We moesten wel 2 pond parkeergeld betalen, maar daarvoor konden we de hele nacht blijven staan. En het mooie was dat we vlakbij het centrum van Pitlochry zaten. Na een praatje met onze sympathieke Schotse buurman, liepen we het stadje in. We vonden al snel een leuk terras voor een drankje. De barman was weer zo’n voorbeeld van een aardige Schot. Ron had een biertje en een Sprite besteld. Hij kreeg echter alleen het bier wat ook afgerekend werd. Toen de barman daarna erachter kwam dat de Sprite ontbrak, kregen we die gratis mee.
We maakten nog een rondje door het plaatsje voordat we naar de camper terug liepen. Daar dineerden we. Minder fijn was dat er op een gegeven moment een andere camper langs de onze kwam te staan die iets te weinig ruimte tussen de beide voertuigen liet. Hopelijk gaat dat morgen goed als die andere camper weg gaat en we geen schade oplopen. Wij blijven nog een nachtje hier en gaan een dag wandelen rondom wat meertjes om overmorgen te verkassen naar Aviemore. Het lukte Ron om daar een plaats op een camping te boeken zodat we weer aan de stroom kunnen. Dat zal nodig zijn na twee dagen wild kamperen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Zondag in München

Zondag in Oslo

Pieterpad, etappes 22 en 23