Digby - Shelburne


Een ontbijt dat bij de prijs inbegrepen zit is natuurlijk erg leuk, maar in dit geval betekende het vroeg opstaan. We konden namelijk maar tot negen uur ontbijten. Omdat we toch wat wilden eten stonden we maar wat vroeger op. Buiten was het prachtig weer. Dat was ’s nachts wel anders geweest. Toen regende en waaide het. Na het ontbijt van eieren en toast zochten we eerst toegang tot het Internet. De nieuwe auto moest namelijk betaald worden. Gelukkig was er een Internetcafé in Digby waar we zo vroeg al terecht konden zodat we de dag nadat we thuis zijn onze nieuwe Mitsubishi Colt af kunnen gaan halen. Omdat we in de buurt van een supermarkt waren deden we maar meteen de boodschappen zodat we daarna weer verder konden met sightseeing.
Uit de boeken hadden we over twee dorpjes gelezen die nog de moeite van een bezoekje waard waren. Het eerste dorpje; Smiths Cove viel erg tegen. Daar was niks te doen en de huizen die er stonden waren niet mooier dan elders. Vreemd hoe zo’n toeristische brochure de dingen op kan blazen. Het tweede dorpje; Bear River was wel de moeite waard. Het wordt wel klein Zwitserland genoemd en we konden wel snappen waarom. Niet dat er vakwerkhuizen in het dorp stonden, maar door de steile straatjes en knusse huisjes had het in de verte wel wat weg van Zwitserland. Eén bouwwerk viel echter helemaal uit de toon en dat was een heuse Nederlandse windmolen. Het ding had veel te kleine wieken en bovendien miste er eentje. Het lokale bezoekerscentrum huisde er, maar van ons hadden ze een ander bouwsel mogen uitzoeken.
Vandaag wilden we in ieder geval gaan wandelen in het Kejimkujik National Park. Dat betekende even rijden want het park ligt midden in het zuidelijk deel van Nova Scotia, helemaal geïsoleerd van de rest van de provincie. We brachten eerst een bezoekje aan het bezoekerscentrum voor wat informatie over het park. Met een plattegrond waarop alle korte trails stonden, begonnen we te lopen. De natuur was erg mooi met het herfstzonnetje op de bomen en planten. We liepen een eindje langs de Mersey River met z’n Mill Falls. Helemaal geen bijzondere waterval maar door het mooie licht maakten we toch heel wat foto’s.
Op weg naar een andere trail zagen we onderweg een stekelvarken langs de weg wat grazen. Het beest reageerde eerst niet op onze aanwezigheid zodat we rustig wat foto’s konden nemen, maar toen we wat dichterbij kwamen, liep het beest snel het bos in. Toen we bijna bij het beginpunt van de trail waren, zagen we nog een hertje in het bos staan. Dit beestje was helemaal niet bang van ons en poseerde braaf.
De trail die we liepen was er eentje naar een aantal verlaten goudmijnen lagen. In de jaren rond 1880 werd hier druk naar goud gezocht. Met matig succes zodat de mijnbouw niet lang duurde. Veel viel er van de goudkoorts niet meer te zien, behalve een paar gaten in de grond die de ingang tot een mijn verraadde.
Op weg naar de uitgang van het park kwamen we nog een vos tegen die langs de weg naar eten aan het zoeken was. Ook dit beest liet zich niet door ons storen en speelde rustig verder. En wij maar foto’s nemen.
Helaas moesten we toch verder rijden. We moesten nog zeker 130 kilometer rijden om in Shelburne te komen; de plaats die we hadden uitgekozen om te overnachten. De weg van het park naar de zuidkust hadden we bijna voor ons zelf en was erg mooi met al die grote bomen langs de weg. Slechts af en toe reden we aan een klein dorpje voorbij. Toen we weer aan de kust waren moesten we nog een heel eind naar het zuiden. Gelukkig was de weg hier wat beter en schoot het goed op. Toch was het bijna half zes voordat we in Shelburne waren. Op zoek naar de beste plaats om te overnachten reden we eerst door het dorpje. Het bleek dat we in één van de mooiste dorpjes in Nova Scotia tot nu toe waren belandt. Langs het water stonden diverse huizen uit 1785 of daaromtrent. De meeste gebouwen waren aardig opgeknapt. Daarbij kwam het prachtige licht van de ondergaande zon. In het motel dat we uitzochten zat een chagrijnige tante achter de receptie. We hadden al een beetje spijt dat we daar binnen waren gegaan toen Ron een router zag staan wat betekende dat we waarschijnlijk een Internetverbinding hadden. Dus toch maar blijven. De kamer was erg standaard, maar verder wel oké. Omdat we een magnetron op de kamer hadden gingen we naar de supermarkt naast het motel en kochten twee maaltijden. Dat scheelde weer een hoop geld. Daarna reden we terug naar de waterkant en liepen daar een hele tijd rond en namen veel te veel foto’s.
Om een uur of zeven vonden we het welletjes en sloten ons op in onze kamer. We hadden inderdaad een Internet verbinding waardoor we het druk hadden.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Zondag in München

Zondag in Oslo

Pieterpad, etappes 22 en 23