Aankomst en reis naar Bukit Lawang
De vlucht van Kuala Lumpur naar Medan op Sumatra in Indonesië vertrok keurig op tijd en duurde minder dan een uur. Niet dat we er veel van meekregen want onderweg sliepen we. De immigratiedienst had erg veel moeite met de buitenlandse passagiers die het land binnen wilden. Die moesten een visum hebben. Tegen betaling van $25 kreeg die “upon arrival”. Eerst moesten we in een rij om die $25 te betalen. In ruil daarvoor kreeg je een betalingsbewijs en kon je door naar rij 2. Hier kreeg je het uiteindelijke visum door een dodelijk vermoeid ogende ambtenaar die gemiddeld 5 minuten per passagier nodig had. Het duurde lang voordat er een ambtenaar bij kwam waarna het iets vlotter ging. Op onze tassen hoefden we niet lang te wachten. Die lagen al een hele tijd te draaien op de carrousel.
In de aankomsthal ontmoetten we Eddy, onze Indonesische begeleider. Eddy is een goedlachse man die echter vreselijk slecht Nederlands spreekt. Omdat we toch moesten wachten totdat iedereen van het reisgezelschap zich had gemeld, ging Ron geld pinnen. Voor 338 euro’s waren we meteen multimiljonair met onze 5 miljoen rupiahs.
Eenmaal compleet vertrokken we in een bus. Eerst naar Medan, een grote onaantrekkelijke stad met zo’n 3 miljoen inwoners. Daar stopten we onder andere bij een café voor een kop heerlijke sterke Javaanse koffie. Vervolgens reden we de stad uit voor de rit naar het plaatsje Bohorok, onze eerste overnachtingsplek. Die stad uitkomen had nog best wat voeten in aarde want ook hier rijden massa’s auto’s en nog meer brommertjes die het met de verkeersregels niet zo nauw nemen.
Lunchen deden we in een restaurantje onderweg. Natuurlijk aten we Indonesisch en dat was bepaald geen straf. Zo was er rijst, tjap tjoy, gado gado en saté. Tijdens deze stops kwamen de eerste gesprekken met onze medereizigers op gang. Stuk voor stuk zijn ze ouder dan wij maar tot nu toe wel aangenaam gezelschap. Weer in de bus ging het daarna naar ons hotel. Daarvoor moesten we nog twee uur rijden. Het grootste deel maakten we echter niet bewust mee omdat we weer lagen te slapen. Zo’n nacht missen breekt je wel op. Toch was dat wel een beetje jammer want toen we weer wakker werden, merkten we dat we door een prachtig landschap met palmen reden waar men hier palmolie van maakt.
Iets na vieren kwamen we aan in hotel Rindu Alam in Bukit Lawang. Hier werden we hartelijk ontvangen en na nog een praatje van Eddy konden we ons wat gaan opfrissen. Dat was hard nodig want we zweetten als otters en waren moe en slaperig. Onze kamer was groot maar wel Aziatisch ongezellig. Dat betekent pastelgroene muren, tegels op de vloer en fel wit licht aan het plafond. Uit de douchekop kwam bovendien alleen een koud waterstraaltje. Toch sprongen we eronder om ons wat op te frissen. Gevolg was wel dat we daarna nog veel meer zweetten dan we al deden. Alleen roken we nu wat aangenamer.
In de lobby van het hotel kregen we om zes uur nog meer informatie van Eddy onder het genot van een drankje en leverden we 3 miljoen rupiah’s in voor de pot. Buiten viel er een malse bui die het gelukkig wat deed afkoelen. Die avond aten we in het restaurant van het hotel. Het duurde even voordat het eten op tafel werd geserveerd maar het smaakte ons heerlijk en kostte bovendien erg weinig. Voor twee personen waren we, inclusief drank, nog geen 7 euro kwijt.
Om negen uur lagen we in ons bed en vielen allebei onmiddellijk in een diepe slaap.
Reacties