Hopewell Cape- Saint John
Bijschrift toevoegen |
Het ontbijt zat bij de prijs van onze overnachting inbegrepen. Het stelde echter niet zo veel voor. We aten wat lauwe pannenkoekjes en een kop slappe koffie. Nadat we hadden uitgecheckt reden we terug naar het park in Hopewell Cape om de eilandjes voor de kust bij hoog water te bekijken. Het park was nu officieel open en daarom moesten we CAD 8 per persoon betalen om binnen te mogen. Eigenlijk belachelijk want er werd niks meer geboden dan gisteren toen we gratis naar binnen mochten. We bekeken de eilandjes weer vanaf de diverse platforms. Wij vonden het gisteren mooier toen je de bodem van de oceaan kon zien. Na een kop koffie in het restaurant en een bezoekje aan de tentoonstelling reden we verder naar het westen. Onderweg kwamen we aan een overdekte brug uit 1905 voorbij gereden en die moest natuurlijk op de foto.
Aan de kust zouden steile kliffen zijn en die wilden we wel eens bekijken. We draaiden daarom van de Highway 114 weg en reden het echte platteland in. Hier was bijna geen bewoning. Was het tot nu toe redelijk weer geweest met af en toe zelfs een zonnetje, het werd steeds mistiger. Tegen de tijd dat we bij Cape Enrage aankwamen waar de kliffen het best te zien zouden zijn, was het zo mistig dat het zicht minder dan 50 meter was. Niks geen kliffen dus en zelfs amper een vuurtoren. Die was bijna verdwenen in de mist. Toch daalden we even af naar het strand, maar door de mist viel er weinig te zien.
Weer op de harde weg en iets verder weg van de kust, klaarde het weer op en kwam de zon weer even door de wolken heen. Tegen lunchtijd waren we in het toeristenplaatsje Alma. In het hoogseizoen schijnt het hier erg druk te zijn, maar nu was het bijna een ghosttown. Alles was dicht en in de enige winkel was men bezig de schappen leeg te halen. Gelukkig hadden we nog genoeg spullen voor een snelle lunch in de auto.
Na een bezoekje aan het bezoekerscentrum van het Fundy park reden dwars door dat park heen op zoek naar moose die hier zou moeten zitten. Je raad het al; geen beest te bekennen, of het moet die ene patrijs zijn die we in de berm zagen zitten. We waren nog in het park toen het begon te regenen. In het begin nog normaal maar al snel regende het pijpenstelen.
We besloten over de snelweg direct naar Saint John te rijden. Saint John is de grootste en oudste stad in New Brunswick. Hoe dichter we bij de stad kwamen, hoe harder het begon te regenen. Na een bezoekje aan Tim Hortons en een supermarkt, regende het zo hard dat het buiten al donker leek en dat om half vijf!
Door de regen konden we in de grote stad niet zo één, twee, drie de juiste weg vinden naar het motel dat we hadden uitgezocht. Daardoor reden we een brug op met aan het einde een hele rij tolhuisjes. Dat was niet de bedoeling want we waren al te ver gereden. Keren dus. Maar dat bleek nog een moeilijke manoeuvre tijdens de spits. Uiteindelijk lukte dat met medewerking van een vriendelijke automobilist die snapte wat we wilden. Onze eerste keus hotel bleek te duur en bovendien had men geen rookvrije kamer meer beschikbaar. Op naar de tweede keus dus. Weer reden we weer verkeerd in de stromende regen waardoor we een omweg van zeker tien kilometer moesten maken. Uiteindelijk, om half zes, vonden we het motel. Dit bleek de juiste keus. De kamer was snel geboekt maar daarmee nog niet gevonden. Het was een groot motel en pas na twee keer vragen vonden we onze kamer in de gigantische doolhof. Het motel had een zwembad en een restaurant met een buffet. Daar maakten we deze dag gebruik van. Geen slechte keus want we aten ons helemaal ongans.
’s Avonds op de kamer bleek dat we weer toegang hadden tot het Internet via een onbeveiligde netwerkverbinding. Geluk dus. De rest van de dag werd dan ook besteed achter de laptop.
Reacties