Baddeck - Pictou
Dat niks zo veranderlijk is als het weer bleek maar weer. Toen we opstonden was het stralend weer. We ontbeten op de kamer nadat Ron bij de overburen koffie en melk had gehaald. Vandaag wilden we de zuidoost hoek van Cape Breton Island gaan bekijken. Midden op het eiland ligt het grote zoutwatermeer Bras d’Or. Om in het zuidoosten te komen, moesten we om dat meer heen rijden. Dat bleek beslist geen straf. De weg kronkelde langs de oevers van dit immense meer. In het meer lagen talloze eilandjes. Bewoning was er nauwelijks. Vanaf Marble Mountain hadden we een fantastisch uitzicht over het meer. We keken vanaf een hoog uitkijkpunt over het water met enkele eilandjes erin. We bleven hier even staan genieten.
Vervolgens wilden we Isle Madame gaan bekijken. Het bleek nog niet mee te vallen om daar te komen. Wegwijzers waren er nauwelijks en de wegen waren slecht. We reden door tal van dorpjes, als de gehuchtjes waar we doorheen reden die naam mogen hebben. Per dorpje bekeken we op onze landkaart of we in de buurt van Isle Madame kwamen. We kwamen ook door St. Peters gereden. Hier hadden ze alle brandkranen een facelift gegeven. Ze waren allemaal op een verschillende manier beschilderd. De grappigste waren de brandkranen die veranderd waren in Homer Simpson, de kerstman en Goofy om er maar een paar te noemen.
De beroemdste attractie in St. Peters is het kanaal dat het Bras d’Or verbindt met de Atlantische oceaan. Wij vonden het maar een heel gewoon kanaaltje met een sluis erin. Hier was het big business. Omdat het al weer een uur of één was, besloten we te lunchen bij de lokale vestiging van Tim Hortons; onze grote favoriet. We bestelden een klein broodje met soep maar het meisje achter de balie begreep ons verkeerd en maakte twee grote broodjes voor ons klaar. We kregen die voor de prijs van een klein broodje. We hadden nu wel veel te veel eten. Wat we niet op konden namen we mee voor het avond eten.
Na nog een aantal keren fout te zijn gereden, vonden we eindelijk Isle Madame. Zonder twijfel een prachtig eiland met kleurige, kleine plaatsjes, pittoreske haventjes en geweldige uitzichten over de oceaan, maar plotseling hadden we even genoeg van de zee en besloten we verder te rijden. We namen al nauwelijks foto’s meer omdat de indrukken die we op deden toch niet in een foto te vangen zijn. Bovendien waren het steeds dezelfde plaatjes; huisjes, bootjes en veel water. We zijn veel te verwend geraakt gedurende deze reis. Schandelijk eigenlijk.
Als onze volgende bestemming hadden we Prince Edward Island (P.E.I.) gekozen, de kleinste provincie van Canada. Om daar te kunnen komen moesten we met de ferry mee. Die vertrekt vanaf Caribou en dat betekende nog meer dan 130 kilometer rijden. Om daar niet te lang over te doen, kozen we de snelweg. Dat schoot lekker op. De hele route konden we om en nabij de 100 kilometer per uur rijden zodat we rond een uur of vijf in Pictou, een plaatsje naast Caribou, aankwamen. Daar namen we onze intrek in een standaard motelletje.
Omdat Pictou volgens de boeken een leuk plaatsje is, liepen we het dorp nog even in. In Pictou landden in de 18e eeuw de eerste Schotten in Canada. In de straatjes waren nog heel wat oude stenen gebouwen uit die tijd terug te vinden. In de haven lag een replica van het schip de Hector, waarmee de Schotten aan land kwamen. Erg leuk om even te zien allemaal.
Als diner aten we rest van onze broodjes op, aangevuld met een zak chips. ’s Avonds moesten we veel lezen om in P.E.I. te weten wat te gaan zien en doen.
Reacties