Dagje billenknijpen
En weer was het afgelopen nacht slapen in een sauna. De temperatuur ging ’s avonds en ’s nachts bijna niet naar beneden zodat het benauwd bleef. Toch sliepen we redelijk. Misschien wennen we er aan. We hadden de wekker om half acht gezet omdat we benieuwd waren of de weg open was en we door konden naar Kununurra. Helaas bleef die potdicht voor alle verkeer. We deden navraag en leerden dat om 10 uur er een beslissing zou worden genomen. Daar wilden we nog op wachten. Echter toen het tien uur was, zou het misschien half elf worden. Wij hadden geen zin om nog een dag in Timber Creek te wachten zonder garantie dat de weg open zou gaan. We kochten daarom nog 10 liter water en een brood en begonnen aan onze alternatieve route.
Die voerde ons eerst 27 kilometer terug over de weg waarover we gekomen waren en sloeg daarna af. Nu was het afgelopen met de verharde weg en reden we over ruwe gravel.
Ook hier waren her en der branden. Toen we er aan eentje voorbij reden, stopten we voor een foto. Echter op het moment dat we stil stonden en Nicky uit de auto was, wakkerde de wind aan en kwam het vuur razendsnel onze kant op. Snel in de auto en wegwezen dus.
De weg voerde door het Judbarra/Gregory National Park. Het landschap werd steeds mooier maar de weg steeds slechter. We konden maximaal 60 kilometer per uur rijden en dat bleek zelfs te hard. We waren zo’n 100 kilometer het park in toen we een klapband kregen. Gelukkig stonden we snel en veilig stil maar de rechterachterband was helemaal aan gort. En daar sta je dan midden in de rimboe met niemand anders in de buurt. Althans dat leek zo want binnen twee minuten kwam er van de andere kant een auto die we aanhielden. De vriendelijke Australiër hielp ons de band te verwisselen en na zo’n 20 minuten stond de camper weer op vier goede banden. Eén probleem echter; we hadden nu geen reserveband meer. De weg was nog steeds even slecht en we moesten nog 130 kilometer naar de eerste bewoonde plek.
Heel langzaam, zeker niet harder dan 40 km per uur, reden we verder in de richting van Top Springs, allebei vurig hopend dat we niet nog een klapband zouden krijgen want dan stonden we onherroepelijk stil midden in de rimboe.
Het werden spannende uren maar tegen vieren bereikten we gelukkig Top Springs. Hier konden we met Apollo bellen en hen vragen om raad. Apollo raadde ons aan om toch door te rijden naar het plaatsje Halls Creek waar een bandenhandel zat. Die konden dan onze kapotte reserveband vervangen. Eén probleem echter, Halls Creek ligt zo’n 575 kilometer verwijderd van Top Springs. De eerste 170 kilometer was de weg verhard, daarna werd het gravel. We besloten die 170 kilometer nog te rijden. Dan waren we in het plaatsje Kalkarindji. We wisten dat onze Duitse buren van gisteren daar ook waren. Zij hadden namelijk dezelfde route genomen. Als we hen konden bereiken konden we morgen samen rijden. Zouden we een klapband krijgen dan konden zij ons helpen. Zij hebben namelijk hetzelfde voertuig en nog wel een reserveband.
Het was net zes uur geweest toen we Kalkarindji bereikten. Daar troffen we inderdaad de Duitsers. Met hen maakten we snel afspraken. Zij rijden morgen achter ons aan. Wel een geruststellende gedachte.
’s Avonds dineerden we met boterhammen. Dat was onze eerste maaltijd na het ontbijt. Door de stress hadden we de hele dag geen honger gehad.
Reacties