Op weg naar Vik
Vandaag weer een verplaatsing. Van Öræfi naar Vik, de meest zuidelijke plaats van het vasteland van IJsland, en de meest regenachtige. Het weer was alvast omgeslagen. Deze morgen geen blauwe lucht maar zware wolken. Wel was het droog. Nog wel. Om kwart voor negen stapten we in de auto voor de rit.
Op een parkeerplaatsje nabij Skeiðarársandur zagen we een hoop verwrongen staal staan. Dat maakte ons nieuwsgierig en dus stopten we en gingen kijken. Volgens een infobord waren het de resten van een brug die door een gletsjer was vernield.
Een paar kilometers verderop, bij het plaatsje Kirkjubæjarklaustur bezochten we de Stjórnarfoss, een redelijk kleine waterval die toch wel mooi was. Vlak daarnaast lag een basaltvloer. Op het eerste gezicht leek het of er zeshoekige tegels in het landschap waren neergelegd. In werkelijkheid was dit fenomeen geheel natuurlijk. De “vloer" bestond namelijk uit de toppen van een groot aantal basaltkolommen.
In Kirkjubæjarklaustur wilden we koffie gaan drinken maar we hadden de pech dat een grote tourbus vol met bejaarde Belgen ons voor was. Op zoveel slome mensen wilden we niet wachten en reden verder. Dit keer naar de Fjaðrárgljúfur canyon. Die ligt iets buiten het plaatsje. Om er te komen moesten we een steile gravelweg op en af rijden. Bij de canyon was het erg druk. De parkeerplaats was al vol en langs de berm stonden ook nog veel voertuigen. Hoe druk zou het hier geweest zijn voor de coronatijd?
Door de Fjaðrárgljúfur canyon stroomt de kleine Fjaðrá rivier die even verderop in de rivier Skaftá uitmondt. De Fjaðrárgljúfur is een groene kloof. Hij is wisselend breed, ongeveer 100 mr hoog en 2 km lang. Het was een prachtig gezicht om van boven af de canyon in te kijken waarin het riviertje rustig kabbelde. We konden het ons niet voorstellen dat dat riviertje die canyon had uitgesleten.
Tot nu toe was het droog gebleven, maar toen we klaar waren bij de canyon begon het te regenen. Eerst zachtjes, daarna steeds harder totdat het echt fors regende. Daardoor bleven uitstapjes naar de groene lavavelden bij Eldhraun beperkt tot snel wat foto’s maken en snel de auto weer in. Wel jammer want dit grootste lavaveld ter wereld verdiende meer tijd. Ook de stop bij Laufskálavarða waar je in het lavaveld allemaal opgestapelde lavastenen kunt bewonderen, viel in het water. Letterlijk. Bij Laufskálavarða vonden we overigens het duurste toilet ter wereld. Een bezoekje aan de WC hier maakte je maar liefst 300 kronen (2 euro) armer. We deden het nog liever in onze broek dan hier naar de WC te gaan.
Toen we verder reden, werd de lucht steeds lichter en in de verte zagen we de zon weer schijnen. Toen we vlak voor Vik een bezoek brachten aan de tafelberg met de makkelijke naam Hjörleifshöfði was het al weer lekker weer. We lunchten aan het strand voordat we doorreden naar onze eindbestemming voor vandaag, Vik.
Vik is een erg toeristisch plaatsje. Wellicht daarom was er een fatsoenlijke supermarkt waar we nog wat inkopen deden. Daarnaast was een grote buitensportzaak van het IJslandse merk Ice Wear. Leuk spul, maar wat is het duur allemaal. In een koffiebarretje dronken we een cappuccino.
Daarna reden we wat door het plaatsje om een indruk ter krijgen van wat er allemaal te doen is.
Onze laatste stop was bij de beroemdste attractie van Vik, het stad bij Reynisfjara. Inmiddels was de hemel strakblauw en de zon stond precies goed om de basaltkolommen en de in de zee staande rotsen te kunnen bekijken. Reynisfjara is bekend van z’n zwarte zand en hoge golven. De zee ging inderdaad behoorlijk te keer. Dat leverde wel weer mooie plaatjes op als de golven stuk sloegen op de rotsen in het water. Tegen vijven checkten we in bij de Black Beach Suites voor de komende twee nachten. Dat bleken uitermate luxe studios te zijn. Zulk een mooie overnachtingsplek hadden we deze reis nog niet gehad.
Ron kookte weer een meesterwerkje voor het diner en daarna was het back-uppen en bloggen voor Ron en Netflixen voor Nicky.
Op een parkeerplaatsje nabij Skeiðarársandur zagen we een hoop verwrongen staal staan. Dat maakte ons nieuwsgierig en dus stopten we en gingen kijken. Volgens een infobord waren het de resten van een brug die door een gletsjer was vernield.
Een paar kilometers verderop, bij het plaatsje Kirkjubæjarklaustur bezochten we de Stjórnarfoss, een redelijk kleine waterval die toch wel mooi was. Vlak daarnaast lag een basaltvloer. Op het eerste gezicht leek het of er zeshoekige tegels in het landschap waren neergelegd. In werkelijkheid was dit fenomeen geheel natuurlijk. De “vloer" bestond namelijk uit de toppen van een groot aantal basaltkolommen.
In Kirkjubæjarklaustur wilden we koffie gaan drinken maar we hadden de pech dat een grote tourbus vol met bejaarde Belgen ons voor was. Op zoveel slome mensen wilden we niet wachten en reden verder. Dit keer naar de Fjaðrárgljúfur canyon. Die ligt iets buiten het plaatsje. Om er te komen moesten we een steile gravelweg op en af rijden. Bij de canyon was het erg druk. De parkeerplaats was al vol en langs de berm stonden ook nog veel voertuigen. Hoe druk zou het hier geweest zijn voor de coronatijd?
Door de Fjaðrárgljúfur canyon stroomt de kleine Fjaðrá rivier die even verderop in de rivier Skaftá uitmondt. De Fjaðrárgljúfur is een groene kloof. Hij is wisselend breed, ongeveer 100 mr hoog en 2 km lang. Het was een prachtig gezicht om van boven af de canyon in te kijken waarin het riviertje rustig kabbelde. We konden het ons niet voorstellen dat dat riviertje die canyon had uitgesleten.
Tot nu toe was het droog gebleven, maar toen we klaar waren bij de canyon begon het te regenen. Eerst zachtjes, daarna steeds harder totdat het echt fors regende. Daardoor bleven uitstapjes naar de groene lavavelden bij Eldhraun beperkt tot snel wat foto’s maken en snel de auto weer in. Wel jammer want dit grootste lavaveld ter wereld verdiende meer tijd. Ook de stop bij Laufskálavarða waar je in het lavaveld allemaal opgestapelde lavastenen kunt bewonderen, viel in het water. Letterlijk. Bij Laufskálavarða vonden we overigens het duurste toilet ter wereld. Een bezoekje aan de WC hier maakte je maar liefst 300 kronen (2 euro) armer. We deden het nog liever in onze broek dan hier naar de WC te gaan.
Toen we verder reden, werd de lucht steeds lichter en in de verte zagen we de zon weer schijnen. Toen we vlak voor Vik een bezoek brachten aan de tafelberg met de makkelijke naam Hjörleifshöfði was het al weer lekker weer. We lunchten aan het strand voordat we doorreden naar onze eindbestemming voor vandaag, Vik.
Vik is een erg toeristisch plaatsje. Wellicht daarom was er een fatsoenlijke supermarkt waar we nog wat inkopen deden. Daarnaast was een grote buitensportzaak van het IJslandse merk Ice Wear. Leuk spul, maar wat is het duur allemaal. In een koffiebarretje dronken we een cappuccino.
Daarna reden we wat door het plaatsje om een indruk ter krijgen van wat er allemaal te doen is.
Onze laatste stop was bij de beroemdste attractie van Vik, het stad bij Reynisfjara. Inmiddels was de hemel strakblauw en de zon stond precies goed om de basaltkolommen en de in de zee staande rotsen te kunnen bekijken. Reynisfjara is bekend van z’n zwarte zand en hoge golven. De zee ging inderdaad behoorlijk te keer. Dat leverde wel weer mooie plaatjes op als de golven stuk sloegen op de rotsen in het water. Tegen vijven checkten we in bij de Black Beach Suites voor de komende twee nachten. Dat bleken uitermate luxe studios te zijn. Zulk een mooie overnachtingsplek hadden we deze reis nog niet gehad.
Ron kookte weer een meesterwerkje voor het diner en daarna was het back-uppen en bloggen voor Ron en Netflixen voor Nicky.
Reacties