Op weg naar het noorden
Na weer een heerlijke nacht en een simpel ontbijt, reden we iets na half negen bij ons huisje in Reykholt weg. Ons eerste uitstapje lag op slechts een paar kilometer van onze overnachtingsplek. Dat waren de watervallen van Hraunfossar en de Barnafoss. Twee watervallen vlak bij elkaar. De Hraunfossar is in zoverre speciaal dat het water van de waterval niet van een rivier komt, maar uit een lavaveld. Het regenwater sijpelt door de poreuze lavasteen naar beneden en komt dan in een 900 meter brede strook naar beneden gevallen. Erg mooi. Omdat we er zo vroeg waren, waren we aanvankelijk de enige bezoekers. Al snel wisten echter anderen ook deze plek te vinden. Het water dat de Barnafoss waterval vormt, komt wel van een riviertje. Hier kronkelde het water met veel geweld door de lavarotsen naar beneden.
Voor onze volgende excursie konden we de mogelijkheden van ons jeepje uitproberen. We wilden naar de Surtshellir grot, met bijna 2 kilometer lengte de langste grot in IJsland. De grot ligt ongeveer 8 kilometer ten noordoosten van de boerderij Kalmanstunga in het Hallmundarhraun-lavaveld ten westen van de Eiríksjökull-gletsjer. Dat betekende rijden over een zogenaamde F-weg die alleen voor 4x4 voertuigen geschikt is. Ons jeepje sloeg er zich dapper doorheen en zonder problemen kwamen we aan bij de grot. Om in de grot te komen moest er flink geklommen en geklauterd worden. Daarom ging alleen Ron een eind de grot in. Daar was eigenlijk alles donker en het kleine hoofdlampje kon maar weinig licht in de duisternis brengen. Ook de terugweg door de wildernis verliep zonder problemen en weer terug bij Hraunfossar dronken we koffie op een terrasje.
Volgende stop was in Reykholt. Hier woonde de bekende IJslandse schrijver en politicus Snorri Sturluson die hier ook werd vermoord. In het winkeltje van het plaatselijke museum vonden we prachtige vikingbeeldjes die mooi passen in ons WC-museum. Ze waren wel flink aan de prijs, maar dat was dan maar zo. Verder liepen we wat rond in het piepkleine dorpje voordat we verder reden naar de warmwaterbronnen in Deildartunguhver. Hier spoot kokend water uit de grond. Er was ook een zwembad bij, maar hadden we geen tijd voor. We wilden deze dag nog zoveel zien.
Na een tankbeurt voor het jeepje lunchten we met onze eerste IJslandse hotdog. Die was voorzien van minstens vier verschillende soorten saus, maar smaakte heerlijk.
Na de lunch was het tijd om in noordelijke richting te gaan rijden. We zouden overnachten in Laugarbakki, een gehucht aan de kust van een inham in Noord IJsland. Om daar te komen moesten we nog zo’n 150 kilometer rijden. Toch kwamen we onderweg nog verschillende bezienswaardigheden tegen die we niet wilden missen. De eerste was de Glanni waterval. Voor IJslandse begrippen een kleintje. Voor ons een prachtige flinke waterval die er mocht zijn.
Een eindje verderop ligt de Gabrök krater. Hier konden we via een serie van trappen helemaal naar de rand van de krater klimmen. Dat was even werken maar de beloning was er dan ook naar.
Nadat we de noordkust hadden bereikt, reden we voorbij aan ons hotel om zo’n 25 kilometer verderop een fort te gaan bekijken. Borgarvirki is een merkwaardige partij rotsen en 10 tot 15 meter hoge basaltzuilen in het noordwesten van IJsland, waarop de resten van een voor-middeleeuwse versterking liggen. Het is de enige vesting van het land. De weg er naartoe was een beproeving voor zowel het jeepje als voor Ron die reed. Toch kwamen we er uiteindelijk, maar af en toe waren de wegen gruwelijk smal en steil. Gelukkig hadden we weinig tegenliggers want dat had echt problemen gegeven.
Onze laatste stop voor vandaag was bij de Hvitserkur, ofwel de vogelrots. Deze merkwaardig gevormde rots staat fier overeind in het water van de Húnafjördur en ziet wit vanwege de grote hoeveelheid vogelpoep.
Na deze rots was het nog drie kwartier terugrijden naar Laugarbakki, naar ons hotel. Dat hotel ziet er van de buitenkant uit als een kazerne, niet echt aantrekkelijk, maar de binnenkant van dit viersterren-hotel is een ander verhaal. We kregen een gratis upgrade naar een juniorsuite en die was prachtig en vooral ruim en luxe.
Omdat we in een hotel overnachten, konden we niet zelf ons potje koken. Daarom dineerden we in het hotel. We aten er heerlijk, maar de rekening was er dan ook naar. Ach, we hebben vakantie, zullen we maar denken.
Nadat dit blogstukje was geschreven stond Nicky er op dat we nog even zouden gaan badderen in één van de hot-tubs van het hotel. Daarom stapten we behoorlijk rozig in bed deze avond. Morgen hebben we een lange rit en drukke dag voor de boeg. Dan rijden we via Akureyri naar Husavik.
Voor onze volgende excursie konden we de mogelijkheden van ons jeepje uitproberen. We wilden naar de Surtshellir grot, met bijna 2 kilometer lengte de langste grot in IJsland. De grot ligt ongeveer 8 kilometer ten noordoosten van de boerderij Kalmanstunga in het Hallmundarhraun-lavaveld ten westen van de Eiríksjökull-gletsjer. Dat betekende rijden over een zogenaamde F-weg die alleen voor 4x4 voertuigen geschikt is. Ons jeepje sloeg er zich dapper doorheen en zonder problemen kwamen we aan bij de grot. Om in de grot te komen moest er flink geklommen en geklauterd worden. Daarom ging alleen Ron een eind de grot in. Daar was eigenlijk alles donker en het kleine hoofdlampje kon maar weinig licht in de duisternis brengen. Ook de terugweg door de wildernis verliep zonder problemen en weer terug bij Hraunfossar dronken we koffie op een terrasje.
Volgende stop was in Reykholt. Hier woonde de bekende IJslandse schrijver en politicus Snorri Sturluson die hier ook werd vermoord. In het winkeltje van het plaatselijke museum vonden we prachtige vikingbeeldjes die mooi passen in ons WC-museum. Ze waren wel flink aan de prijs, maar dat was dan maar zo. Verder liepen we wat rond in het piepkleine dorpje voordat we verder reden naar de warmwaterbronnen in Deildartunguhver. Hier spoot kokend water uit de grond. Er was ook een zwembad bij, maar hadden we geen tijd voor. We wilden deze dag nog zoveel zien.
Na een tankbeurt voor het jeepje lunchten we met onze eerste IJslandse hotdog. Die was voorzien van minstens vier verschillende soorten saus, maar smaakte heerlijk.
Na de lunch was het tijd om in noordelijke richting te gaan rijden. We zouden overnachten in Laugarbakki, een gehucht aan de kust van een inham in Noord IJsland. Om daar te komen moesten we nog zo’n 150 kilometer rijden. Toch kwamen we onderweg nog verschillende bezienswaardigheden tegen die we niet wilden missen. De eerste was de Glanni waterval. Voor IJslandse begrippen een kleintje. Voor ons een prachtige flinke waterval die er mocht zijn.
Een eindje verderop ligt de Gabrök krater. Hier konden we via een serie van trappen helemaal naar de rand van de krater klimmen. Dat was even werken maar de beloning was er dan ook naar.
Nadat we de noordkust hadden bereikt, reden we voorbij aan ons hotel om zo’n 25 kilometer verderop een fort te gaan bekijken. Borgarvirki is een merkwaardige partij rotsen en 10 tot 15 meter hoge basaltzuilen in het noordwesten van IJsland, waarop de resten van een voor-middeleeuwse versterking liggen. Het is de enige vesting van het land. De weg er naartoe was een beproeving voor zowel het jeepje als voor Ron die reed. Toch kwamen we er uiteindelijk, maar af en toe waren de wegen gruwelijk smal en steil. Gelukkig hadden we weinig tegenliggers want dat had echt problemen gegeven.
Onze laatste stop voor vandaag was bij de Hvitserkur, ofwel de vogelrots. Deze merkwaardig gevormde rots staat fier overeind in het water van de Húnafjördur en ziet wit vanwege de grote hoeveelheid vogelpoep.
Na deze rots was het nog drie kwartier terugrijden naar Laugarbakki, naar ons hotel. Dat hotel ziet er van de buitenkant uit als een kazerne, niet echt aantrekkelijk, maar de binnenkant van dit viersterren-hotel is een ander verhaal. We kregen een gratis upgrade naar een juniorsuite en die was prachtig en vooral ruim en luxe.
Omdat we in een hotel overnachten, konden we niet zelf ons potje koken. Daarom dineerden we in het hotel. We aten er heerlijk, maar de rekening was er dan ook naar. Ach, we hebben vakantie, zullen we maar denken.
Nadat dit blogstukje was geschreven stond Nicky er op dat we nog even zouden gaan badderen in één van de hot-tubs van het hotel. Daarom stapten we behoorlijk rozig in bed deze avond. Morgen hebben we een lange rit en drukke dag voor de boeg. Dan rijden we via Akureyri naar Husavik.
Reacties