Op weg naar Egilsstaðir
Vandaag moesten we vroeg uit bed, want omdat we onze cabin verlieten, moesten we die schoonmaken. Toch waren we lekker op tijd klaar met de poetswerkzaamheden en het ontbijt. Al om kwart over acht zetten we opnieuw koers richting Myvatn. Niet omdat we daar weer een dag wilden spenderen, maar omdat we er toch langs kwamen op onze weg naar Egilsstaðir.
Gisteren hadden we een krater met daarin een blauw meer niet kunnen vinden. Vandaag deden we opnieuw een poging. Vandaag bleek dat als we gisteren 500 meter hadden doorgereden, we bij de krater zouden zijn uitgekomen. Het was nog zwaar bewolkt op het moment dat we bij krater Viti aankwamen, maar het water was inderdaad helblauwe zelfs zonder zon. Om heel het kratermeer te kunnen overzien, moesten we een eind over de kraterrand naar boven klimmen. Dat was al vroeg hijgen op deze dag, maar het uitzicht vergoedde alles.
Na Viti zetten we koers richting Egilsstaðir dat nog bijna 200 kilometer verderop lag. Tussen Myvatn en Egilsstaðir zouden we geen dorpjes tegenkomen, enkel een leeg en kaal landschap. Toch bleek dat niet helemaal waar. Na zo’n 45 kilometers zagen we langs de weg een koffietentje staan. Een mooi moment voor één van die retedure cappuccino's in IJsland. Gelukkig kregen we nog we een refill.
Bij het koffietentje gingen we van de ringweg af om zo’n vijf kilometer verderop het gehucht Moðrudalur te bezoeken. Daar zouden een aantal turfhuisjes bij een kerkje staan. We dachten echt in the middle of nowhere te zijn maar toe we in Moðrudalur aan kwamen, stond daar een grote bus vol met Spanjaarden die er een sport van maakten om voor onze lens te gaan staan en daar te blijven staan. Het duurde een tijd voordat de bus weer vertrok en wij het rijk voor ons alleen hadden en we op ons gemak die huisjes en de omgeving konden bekijken. Een leuke verrassing waren twee poolvosjes die daar rondliepen en zich zelfs lieten fotograferen. We hadden het idee dat ze half tam waren.
Onze mooiste omweg vandaag was een bezoek aan Stuðlagil, een ravijn die bekend staat om z’n zuilvormige basaltformaties en een snelstromende rivier waarvan het water vaak azuurblauw/groen is. We moesten 19 kilometer over een gravelweg rijden om er te komen en opnieuw waren we allesbehalve de enigen die er waren, ook al spreken de reisgidsen over een afgelegen en niet vaak bezochte ravijn. Het water was niet azuurblauw, maar grijs maar dat mocht de pret niet drukken. Een lange trap voerde naar een platform boven de ravijn. Die ravijn overtrof onze verwachtingen. Prachtig al die grote basaltkolommen. We lunchten bij een hotdogtentje dat op de parkeerplaats stond, hoe “afgelegen" de ravijn ook was. Na de lunch ging de drone voor het eerst dat we in IJsland zijn, de lucht in. De accu van de drone was echter anderhalve week eerder voor het laatst opgeladen en nog maar halfvol. Daardoor kon Ron maar een korte vlucht maken. Door de sterke wind luisterde de drone slecht en even dachten we hem kwijt te zijn, maar dankzij de “return home” functie kwam de drone toch weer heelhuids terug op de grond. Weer een les geleerd; vlieg nooit met een halfvolle accu en met sterke wind.
Eenmaal weer terug op de ringweg maakten we wat kilometers. We moesten uiteindelijk toch in Egilsstaðir zien te komen. Onderweg stopten we nog wel even bij een 139 meter hoge waterval, de Rjukandi. Hier bleek de “watervalmoeheid" wat te zijn toegeslagen want het was niet bepaald een kleine jongen, maar we bleven er slechts kort kijken.
Omstreeks een uur of vier kwamen we aan bij onze cabin voor de komende twee nachten. De houten A-frame stond met vier andere cabins prachtig aan de oever van een meertje waardoor we wederom een mooi uitzicht hebben. De cabin was kennelijk net gerenoveerd want alles zag er nagelnieuw uit.
Omdat het nog vroeg was, reden we nog even de stad in. Met ruim 2600 inwoners is Egilsstaðir het centrum voor de oostkant van IJsland. Het stadje, dorp eigenijk, is niet mooi. Wel heb je er buitengewoon veel voorzieningen voor een dorp met zo weinig inwoners. Wij deden nog wat inkopen bij de Bonús supermarkt voordat we terug gingen naar onze cabin.
Ron kookte deze avond weer een lekker diner en we waren de rest van de avond druk met back-uppen en voorbereiden. Morgen denken we echt de binnenlanden in te gaan en weinig mensen tegen te komen, maar dat zal wel niet zo zijn, gezien onze ervaringen met “afgelegen" plekken.
Gisteren hadden we een krater met daarin een blauw meer niet kunnen vinden. Vandaag deden we opnieuw een poging. Vandaag bleek dat als we gisteren 500 meter hadden doorgereden, we bij de krater zouden zijn uitgekomen. Het was nog zwaar bewolkt op het moment dat we bij krater Viti aankwamen, maar het water was inderdaad helblauwe zelfs zonder zon. Om heel het kratermeer te kunnen overzien, moesten we een eind over de kraterrand naar boven klimmen. Dat was al vroeg hijgen op deze dag, maar het uitzicht vergoedde alles.
Na Viti zetten we koers richting Egilsstaðir dat nog bijna 200 kilometer verderop lag. Tussen Myvatn en Egilsstaðir zouden we geen dorpjes tegenkomen, enkel een leeg en kaal landschap. Toch bleek dat niet helemaal waar. Na zo’n 45 kilometers zagen we langs de weg een koffietentje staan. Een mooi moment voor één van die retedure cappuccino's in IJsland. Gelukkig kregen we nog we een refill.
Bij het koffietentje gingen we van de ringweg af om zo’n vijf kilometer verderop het gehucht Moðrudalur te bezoeken. Daar zouden een aantal turfhuisjes bij een kerkje staan. We dachten echt in the middle of nowhere te zijn maar toe we in Moðrudalur aan kwamen, stond daar een grote bus vol met Spanjaarden die er een sport van maakten om voor onze lens te gaan staan en daar te blijven staan. Het duurde een tijd voordat de bus weer vertrok en wij het rijk voor ons alleen hadden en we op ons gemak die huisjes en de omgeving konden bekijken. Een leuke verrassing waren twee poolvosjes die daar rondliepen en zich zelfs lieten fotograferen. We hadden het idee dat ze half tam waren.
Onze mooiste omweg vandaag was een bezoek aan Stuðlagil, een ravijn die bekend staat om z’n zuilvormige basaltformaties en een snelstromende rivier waarvan het water vaak azuurblauw/groen is. We moesten 19 kilometer over een gravelweg rijden om er te komen en opnieuw waren we allesbehalve de enigen die er waren, ook al spreken de reisgidsen over een afgelegen en niet vaak bezochte ravijn. Het water was niet azuurblauw, maar grijs maar dat mocht de pret niet drukken. Een lange trap voerde naar een platform boven de ravijn. Die ravijn overtrof onze verwachtingen. Prachtig al die grote basaltkolommen. We lunchten bij een hotdogtentje dat op de parkeerplaats stond, hoe “afgelegen" de ravijn ook was. Na de lunch ging de drone voor het eerst dat we in IJsland zijn, de lucht in. De accu van de drone was echter anderhalve week eerder voor het laatst opgeladen en nog maar halfvol. Daardoor kon Ron maar een korte vlucht maken. Door de sterke wind luisterde de drone slecht en even dachten we hem kwijt te zijn, maar dankzij de “return home” functie kwam de drone toch weer heelhuids terug op de grond. Weer een les geleerd; vlieg nooit met een halfvolle accu en met sterke wind.
Eenmaal weer terug op de ringweg maakten we wat kilometers. We moesten uiteindelijk toch in Egilsstaðir zien te komen. Onderweg stopten we nog wel even bij een 139 meter hoge waterval, de Rjukandi. Hier bleek de “watervalmoeheid" wat te zijn toegeslagen want het was niet bepaald een kleine jongen, maar we bleven er slechts kort kijken.
Omstreeks een uur of vier kwamen we aan bij onze cabin voor de komende twee nachten. De houten A-frame stond met vier andere cabins prachtig aan de oever van een meertje waardoor we wederom een mooi uitzicht hebben. De cabin was kennelijk net gerenoveerd want alles zag er nagelnieuw uit.
Omdat het nog vroeg was, reden we nog even de stad in. Met ruim 2600 inwoners is Egilsstaðir het centrum voor de oostkant van IJsland. Het stadje, dorp eigenijk, is niet mooi. Wel heb je er buitengewoon veel voorzieningen voor een dorp met zo weinig inwoners. Wij deden nog wat inkopen bij de Bonús supermarkt voordat we terug gingen naar onze cabin.
Ron kookte deze avond weer een lekker diner en we waren de rest van de avond druk met back-uppen en voorbereiden. Morgen denken we echt de binnenlanden in te gaan en weinig mensen tegen te komen, maar dat zal wel niet zo zijn, gezien onze ervaringen met “afgelegen" plekken.
Reacties