Op weg naar Snaefellsnes

Deze dag stonden we op tijd op want we hadden een druk programma voor ogen vandaag. Na het ontbijt werd alles ingepakt en verlieten we Reykjavik nog voordat het half negen was. Het weer was wat grijs en af en toe viel er zelfs een spatje regen. Omdat er niet veel verkeer de stad verliet, waren wij snel Reykjavik uit. Aan de andere kant van de weg stond kilometers lang file. Allemaal mensen die naar Reykjavik wilden. We hadden niet gedacht dat het zo druk kon zijn in IJsland. Het landschap, voor zover we dat konden zien door alle mist en wolken, werd steeds groener en vooral leger.
We wilden op weg naar het schiereiland Snaefellsnes rondom het Hvalfjörður rijden, maar we misten de afslag waardoor we door de tunnel, die 5770 meter lang is, reden. Dat was wel een uur korter, maar we hadden toch ook graag wat van het fjord gezien, hoewel het de vraag was wat het zicht was met dit weer. Af en toe was het droog, maar ook regende het regelmatig zachtjes. Wat bleef was het beperkte zicht op de bergen. Die hingen constant in de wolken. Meer naar het water toe was het helderder. De zon zagen we deze dag echter niet.
In Borgarnes, met 1875 inwoners de enige plaats van enige omvang in west IJsland boven Reykjavik, wilden we boodschappen voor de komende dagen gaan doen. Tot aan Akureyri zouden we nauwelijks plaatsen van enige betekenis en dus met een supermarkt aan doen. En die stad was nog drie dagen van ons verwijderd. We wilde inkopen gaan doen bij de Bonús, de goedkoopste supermarktketen in IJsland. Die was echter nog dicht en ging pas om 11 uur open. Dat zou een uur en een kwartier wachten betekenen. Daar hadden we geen zin in en dus gingen we naar de Netto supermarkt, een eindje verderop, die om 10 uur open ging. Hoewel de Netto zich afficheert als een budget supermarkt, waren we toch ruim 60 euro kwijt aan een beetje boodschappen voor de komende dagen. Toch wilden we niet al te veel op de prijzen letten, want we zijn ten slotte op vakantie. Na de boodschappen gooiden we de tank van ons jeepje vol en dronken we een cappuccino. Ook die was reteduur.

In ongeveer een uur reden we daarna naar de Gerðuberg. Dat is een klif van doleriet, een grofkorrelige basaltsteen. We stonden voor een lange muur van zeshoekige basaltzuilen die best wel indrukwekkend waren. Wat we vreemd vonden was dat we onderweg nagenoeg niemand zagen, maar bij die basaltmuur er toch zo’n vijf of zes andere auto’s geparkeerd stonden. We waren dus niet alleen, maar hadden ruimte genoeg door de grootte van de basaltmuur.
We namen daar ook een kijkje bij het kerkje van Ytri-Raudamelur. Dit kerkje zie je hier ook op één van de foto’s. Onze volgende stop was bij Ytri Tunga waar we zeehonden konden spotten. Het weer bleef vies maar we namen daar toch de tijd om die beesten te kunnen zien. We moesten wel even zoeken en ook een eindje lopen, maar uiteindelijk vonden we er wel een aantal. We moesten volgens de regels wel een eind bij de zeehonden vandaan blijven, maar gelukkig hebben we allebei een dikke telelens op onze camera zitten. Op het strand zagen we ook een aangespoelde walvis liggen. Het beest was in verre staat van ontbinding en de stank was enorm. Al met al geen prettige vondst.
Bij Buðir bezochten we een zwart kerkje dat eenzaam in een groot lavaveld stond. Het schijnt één van de meest gefotografeerde kerkjes in IJsland te zijn. Ook hier troffen we weer diverse andere toeristen, die we op de weg niet zagen.
Min of meer toevallig kwamen we uit bij de Rauðfeldsgjá, een smalle canyon in de kliffen ten zuiden van de Snæfellsjökull gletsjer. We waren eigenlijk onderweg naar Anarstapi toen we op een parkeerplaats, een eindje van de weg vandaan, een hoop auto’s zagen staan. En waar veel auto’s staan, is iets te zien. Dat bleek dus die canyon te zijn. We moesten vanaf de parkeerplaats een kwartiertje licht omhoog lopen, maar hadden wel een prachtig uitzicht op een berg die zo in Mordor uit Lord of the Rings zou kunnen liggen. Het sombere weer hielp natuurlijk wel bij dat beeld. Om in de canyon te komen moesten we een riviertje doorwaden. Gelukkig lagen er her en der wat stenen in het water waardoor we droge voeten hielden. De canyon was maar klein maar wel erg mooi. We waren blij dat we even gestopt waren om te kijken wat al die auto’s daar deden.

Een paar kilometer verderop stopten we in het gehucht Anarstapi. Daar was het drukker dan we gedacht hadden. Het was er zelfs wat toeristisch vonden we. Oorzaak van al die drukte zijn de rotsen die veelal loodrecht naar beneden naar de zee toe lopen. Ook vonden we er een gigantisch beeld van een trol. Publiekstrekker numero uno was “Gatklettur”, een natuurlijke stenen boog die je op één van de foto’s ziet staan. Het was er erg mooi, zelfs met dit saaie weer. We gingen er pas weg toen het te donker werd voor mooie foto’s.
Ons overnachtingsadres was bij een paardenfarm in the middle of nowhere. Toen we er aan kwamen, zagen we nergens een levend wezen. Pas toen Ron bij de paardenstallen ging kijken, troffen we de eigenaar van twee cottages waarvan wij er eentje zouden gaan bezetten. Vanuit ons huisje hadden we een weids uitzicht over de baai. Binnen was alles modern ingericht en superschoon. Voor het eerst deze reis kookte Ron een diner. Het werd een supersimpele pastamaaltijd die toch wel smaakte. ’s Avonds waren we weer druk met de foto’s en met die blogstukje. Morgen gaan we de rest van Snaefellsnes bekijken.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Zondag in München

Zondag in Oslo

Pieterpad, etappes 22 en 23