Kuala Lumpur, dag twee
We hadden voor vandaag bedacht dat we de Batu Caves, even buiten Kuala Lumpur, wilden gaan bezoeken. De taxichauffeurs voor ons hotel vroegen allemaal de hoofdprijs voor dit uitje. Wij besloten low budget te gaan en een lokale bus te nemen. Voor 5 Ringitt per persoon (iets meer als een euro) hadden we een retourtje naar de grotten. De bus reed ons eerst door de stad en daarna door de buitenwijken zodat we die ook meteen eens zagen. Opvallend waren de vele kleine restaurantjes bij bijna elk flatgebouw. Wel makkelijk als je geen zin hebt om te koken.
De Batu Caves zijn een hindoeïstisch heiligdom. We zagen daar dan ook veel Indische families rond sjouwen. Om in de grot te komen moesten we een gigantische trap met 272 treden beklimmen. De trap werd bewaakt door ’s werelds grootste Murga standbeeld van 41 meter hoog; een imposant gezicht. Minder imposant waren wij op die trappen. Het was weer erg warm en het zweet gutste van onze bevallige lijven. We waren allebei drijfnat toen we in de grot aankwamen. Hier vielen niet alleen de stalletjes met de meest kitscherige souvenirs op, maar ook de vele apen. Die waren erg brutaal en vielen je aan als je niet uitkeek. De grot zelf was mooi omdat ie van boven open was en er dus veel licht binnen kwam. Hindoeïsten hadden er diverse altaartjes en zelfs een tempel in de grot gebouwd. Kleurrijk zoals veel hindoeïstische heiligdommen en daarom voor ons dankbare foto-objecten.
We bleven geruime tijd bij de grotten voordat we de bus weer naar Kuala Lumpur namen. De terugrit duurde iets langer dan de heenrit door het chaotische verkeer in de stad. Toch verveelden we ons niet door onderweg maar meteen een beetje Maleis te leren. Dat is gemakkelijker dan je denkt. Veel woorden komen uit het engels en worden geschreven zoals je ze uitspreekt; teksi, muzium, restoran, kompleks zijn woorden die je zo herkent en zo zijn er nog vele termen die verrassend bekend voorkomen.
Bij het Onafhankelijkheidplein stapten we uit met de bedoeling om de Masjid Jamek moskee te bezoeken, maar deze was gesloten. Daarom liepen we door naar de Jalan Bukit Bintang, de wijk met de grote warenhuizen en sjieke winkels. Voordat we ons zuurverdiende geld over de balk gingen smijten in winkels als Dior, Gucci en Cartier lunchten we in een klein Japans restaurantje. Gôh wat is verse sushi toch lekker. Slecht voor je portemonnee, maar wat geeft het.
Met onze buiken weer goed gevuld liepen we het Plaza Low Yat binnen. Ron wist echt niet wat ie zag. Zes verdiepingen met alleen maar computers, camera’s, gadgets en elektronica!! Een mooiere “Ron-winkel” bestaat er niet en dit is wat Ron zich voorstelt bij de hemel.
Toen we verder wilde naar een volgend warenhuis werden we verrast door het weer. Scheen de zon nog toen we “Ron-heaven” binnen gingen, nu waren de hemelsluizen helemaal open gezet. De regen kwam echt met bakken naar beneden vallen. Warm water, dus we hadden op straat kunnen douchen, maar dat hebben we maar niet gedaan. In plaats daarvan hebben we bij Starbucks zitten wachten tot het minder werd en zijn daarna naar het hotel gelopen om daar wat te relaxen.
’s Avonds aten we voor de derde keer achtereen bij Chinatown Pavillion, onze favoriete restaurantje in Chinatown. We zullen de enthousiaste jongens en het lekkere eten daar missen. Morgen gaan we namelijk naar de rimboe, naar Taman Negara om precies te zijn. Kom maar op met die bloedzuigers!
De Batu Caves zijn een hindoeïstisch heiligdom. We zagen daar dan ook veel Indische families rond sjouwen. Om in de grot te komen moesten we een gigantische trap met 272 treden beklimmen. De trap werd bewaakt door ’s werelds grootste Murga standbeeld van 41 meter hoog; een imposant gezicht. Minder imposant waren wij op die trappen. Het was weer erg warm en het zweet gutste van onze bevallige lijven. We waren allebei drijfnat toen we in de grot aankwamen. Hier vielen niet alleen de stalletjes met de meest kitscherige souvenirs op, maar ook de vele apen. Die waren erg brutaal en vielen je aan als je niet uitkeek. De grot zelf was mooi omdat ie van boven open was en er dus veel licht binnen kwam. Hindoeïsten hadden er diverse altaartjes en zelfs een tempel in de grot gebouwd. Kleurrijk zoals veel hindoeïstische heiligdommen en daarom voor ons dankbare foto-objecten.
We bleven geruime tijd bij de grotten voordat we de bus weer naar Kuala Lumpur namen. De terugrit duurde iets langer dan de heenrit door het chaotische verkeer in de stad. Toch verveelden we ons niet door onderweg maar meteen een beetje Maleis te leren. Dat is gemakkelijker dan je denkt. Veel woorden komen uit het engels en worden geschreven zoals je ze uitspreekt; teksi, muzium, restoran, kompleks zijn woorden die je zo herkent en zo zijn er nog vele termen die verrassend bekend voorkomen.
Bij het Onafhankelijkheidplein stapten we uit met de bedoeling om de Masjid Jamek moskee te bezoeken, maar deze was gesloten. Daarom liepen we door naar de Jalan Bukit Bintang, de wijk met de grote warenhuizen en sjieke winkels. Voordat we ons zuurverdiende geld over de balk gingen smijten in winkels als Dior, Gucci en Cartier lunchten we in een klein Japans restaurantje. Gôh wat is verse sushi toch lekker. Slecht voor je portemonnee, maar wat geeft het.
Met onze buiken weer goed gevuld liepen we het Plaza Low Yat binnen. Ron wist echt niet wat ie zag. Zes verdiepingen met alleen maar computers, camera’s, gadgets en elektronica!! Een mooiere “Ron-winkel” bestaat er niet en dit is wat Ron zich voorstelt bij de hemel.
Toen we verder wilde naar een volgend warenhuis werden we verrast door het weer. Scheen de zon nog toen we “Ron-heaven” binnen gingen, nu waren de hemelsluizen helemaal open gezet. De regen kwam echt met bakken naar beneden vallen. Warm water, dus we hadden op straat kunnen douchen, maar dat hebben we maar niet gedaan. In plaats daarvan hebben we bij Starbucks zitten wachten tot het minder werd en zijn daarna naar het hotel gelopen om daar wat te relaxen.
’s Avonds aten we voor de derde keer achtereen bij Chinatown Pavillion, onze favoriete restaurantje in Chinatown. We zullen de enthousiaste jongens en het lekkere eten daar missen. Morgen gaan we namelijk naar de rimboe, naar Taman Negara om precies te zijn. Kom maar op met die bloedzuigers!
Reacties