Naar het bijna meest noordelijke plaatsje van het Britse vasteland
Toen we wakker werden en naar buiten keken, zagen we een bewolkte lucht. Het was echter wel droog. Dat was al heel wat. Omstreeks kwart over negen was het hele ochtendritueel achter de rug en reden we van de camping af. We moesten heel Inverness door om op de A9 naar het noorden te komen. Vandaag wachtte ons een lange rit temeer daar de A9 helemaal geen snelweg is, maar een gewone tweebaansweg die door allerlei dorpjes slingert.
We wilden niet in een zo kort mogelijke tijd naar onze eindbestemming, het plaatsje John o Groats, rijden. Onderweg wilden we ook nog wat zien. Ron had op een kaart gezien dat er in het dorpje Fortrose een ruïne van een kathedraal was. Dat was dan ook onze eerste excursie voor vandaag. Om in Fortrose te komen moesten we zo’n 10 kilometer omrijden. De kathedraal was best de moeite waard, vond Ron. Nicky vond het vooral jammer van de omweg.
Tweede excursie was naar het plaatsje Dornoch, iets noordelijker. Hier hoefden we nagenoeg niet voor om te rijden. Met het parkeren hadden we geluk, want we vonden een groot en gratis parkeerterrein waar we de camper konden achterlaten. Inmiddels was het hoog tijd geworden voor een bak koffie met wat lekkers, dus de eerste koffietent die we zagen had ons als klant. Daarna liepen we door het centrum van het stadje. Dornoch is een heel aardig plaatsje met een kathedraal (die helaas dicht was) en een kasteel (dat nu een hotel is). In het parkje tussen beide gebouwen was een marktje met allerlei ambachtelijk gemaakte spulletjes. Ook daar liepen we even overheen. In een kleine supermarkt kochten we nog wat drinken voor de lunch. Die lunch genoten we in onze camper op de parkeerplaats. Niet sfeervol, wel snel en goedkoop.
’s Middags waren we geruime tijd te vinden bij en in Dunrobin Castle vlakbij Golspie. Het is een vijftiende-eeuws kasteel van de clan Sutherland. Het kasteel is nog volledig gemeubileerd en er waren veel kamers opengesteld voor bezoekers. We vonden het erg mooi om te zien hoe de Schotse aristocratie leefde. Op geld hoefde men kennelijk niet te letten, gezien alle luxe. Bij het kasteel hoort ook een grote tuin in de stijl van die in Versailles. Toen wij er waren werd er net een roofvogelshow gegeven. Natuurlijk pikten we die even mee, zeker nu de zon toch weer was gaan schijnen en het weer lekker weer was.
Doordat we zo lang in het kasteel waren gebleven, moesten we toch kilometers gaan maken om vandaag in John o Groats te komen. We konden met onze camper maximaal zo’n 60 mijl per uur rijden, dus dat was nog twee uur rijden. We wilden ook niet te laat op de camping aan komen. Dus maakten we onderweg nog maar één keer een stop. Dat was bij het havenplaatsje Helmsdale. Ook hier konden we de camper makkelijk kwijt en bekeken wel het kleurrijke haventje en het dorpje.
De laatste 60 kilometers voerden ons door een behoorlijk desolaat landschap. De heuvels waren kaal en we kwamen nauwelijks nog dorpjes tegen, alleen her en der verspreide boerderijen. Uitzondering was de stad Wick, maar daar stopten we niet vanwege de tijd. Om half zes kwamen we aan bij de camping waar we twee nachten hadden gereserveerd. We kregen een mooie plek aangewezen met uitzicht op zee èn op de Orkney eilanden. Daar gaan we morgen naar toe met een georganiseerde dagtocht.
Nadat de camper weer was aangesloten op de stroom en het gas, slenterden we wat door het haventje en de omgeving. Omdat het nog geen hoogseizoen is en we laat aan kwamen, waren de meeste winkeltjes en cafeetjes al dicht. We hadden besloten om vandaag niet te koken en omdat een fish and chips-keet de enige was die nog open was, werden het dus fish and chips. Hoewel Nicky een hotdog at in plaats van een kabeljauwfilet.
Morgen moeten we er op tijd uit voor de boot naar de Orkneys en het drukke programma dat daar volgt. Op tijd naar bed dus.
We wilden niet in een zo kort mogelijke tijd naar onze eindbestemming, het plaatsje John o Groats, rijden. Onderweg wilden we ook nog wat zien. Ron had op een kaart gezien dat er in het dorpje Fortrose een ruïne van een kathedraal was. Dat was dan ook onze eerste excursie voor vandaag. Om in Fortrose te komen moesten we zo’n 10 kilometer omrijden. De kathedraal was best de moeite waard, vond Ron. Nicky vond het vooral jammer van de omweg.
Tweede excursie was naar het plaatsje Dornoch, iets noordelijker. Hier hoefden we nagenoeg niet voor om te rijden. Met het parkeren hadden we geluk, want we vonden een groot en gratis parkeerterrein waar we de camper konden achterlaten. Inmiddels was het hoog tijd geworden voor een bak koffie met wat lekkers, dus de eerste koffietent die we zagen had ons als klant. Daarna liepen we door het centrum van het stadje. Dornoch is een heel aardig plaatsje met een kathedraal (die helaas dicht was) en een kasteel (dat nu een hotel is). In het parkje tussen beide gebouwen was een marktje met allerlei ambachtelijk gemaakte spulletjes. Ook daar liepen we even overheen. In een kleine supermarkt kochten we nog wat drinken voor de lunch. Die lunch genoten we in onze camper op de parkeerplaats. Niet sfeervol, wel snel en goedkoop.
’s Middags waren we geruime tijd te vinden bij en in Dunrobin Castle vlakbij Golspie. Het is een vijftiende-eeuws kasteel van de clan Sutherland. Het kasteel is nog volledig gemeubileerd en er waren veel kamers opengesteld voor bezoekers. We vonden het erg mooi om te zien hoe de Schotse aristocratie leefde. Op geld hoefde men kennelijk niet te letten, gezien alle luxe. Bij het kasteel hoort ook een grote tuin in de stijl van die in Versailles. Toen wij er waren werd er net een roofvogelshow gegeven. Natuurlijk pikten we die even mee, zeker nu de zon toch weer was gaan schijnen en het weer lekker weer was.
Doordat we zo lang in het kasteel waren gebleven, moesten we toch kilometers gaan maken om vandaag in John o Groats te komen. We konden met onze camper maximaal zo’n 60 mijl per uur rijden, dus dat was nog twee uur rijden. We wilden ook niet te laat op de camping aan komen. Dus maakten we onderweg nog maar één keer een stop. Dat was bij het havenplaatsje Helmsdale. Ook hier konden we de camper makkelijk kwijt en bekeken wel het kleurrijke haventje en het dorpje.
De laatste 60 kilometers voerden ons door een behoorlijk desolaat landschap. De heuvels waren kaal en we kwamen nauwelijks nog dorpjes tegen, alleen her en der verspreide boerderijen. Uitzondering was de stad Wick, maar daar stopten we niet vanwege de tijd. Om half zes kwamen we aan bij de camping waar we twee nachten hadden gereserveerd. We kregen een mooie plek aangewezen met uitzicht op zee èn op de Orkney eilanden. Daar gaan we morgen naar toe met een georganiseerde dagtocht.
Nadat de camper weer was aangesloten op de stroom en het gas, slenterden we wat door het haventje en de omgeving. Omdat het nog geen hoogseizoen is en we laat aan kwamen, waren de meeste winkeltjes en cafeetjes al dicht. We hadden besloten om vandaag niet te koken en omdat een fish and chips-keet de enige was die nog open was, werden het dus fish and chips. Hoewel Nicky een hotdog at in plaats van een kabeljauwfilet.
Morgen moeten we er op tijd uit voor de boot naar de Orkneys en het drukke programma dat daar volgt. Op tijd naar bed dus.
Reacties