Langs de oostkust naar het noorden

Helaas hebben we alweer de laatste nacht in ons vijfsterrenhotel doorgebracht. Nog één keer een uitgebreid ontbijt, uitchecken en op weg naar onze volgende bestemming. Bestemming voor vandaag was Chenggong aan de oostkust van het eiland. Om hier te komen moesten we 180 kilometer rijden en moesten we dwars het eiland over door de bergen. Onderweg was het druk met verkeer. Na veertien dagen deelgenomen te hebben aan het Taiwanese verkeer, menen we iets te kunnen zeggen over de Taiwanese weggebruikers. Eerlijk is eerlijk, we zijn niet laaiend enthousiast over de rijkunsten van de Taiwanezen. Over de levensgevaarlijke capriolen van de scooterrijders hebben we al geschreven. Maar ook automobilisten kunnen er wat van. Grofweg heb je twee categorieën; de kamikaze-chauffeur die vol gas vlak voor een onoverzichtelijke bocht gaat inhalen en je vervolgens afsnijdt en de sukkelaar die met geen 10.000 pepers in haar reet vooruit te branden is maar wel de hele weg nodig heeft. Wat ontbreekt hier? Juist, de normale chauffeur. Die categorie bestaat niet in Taiwan of het moeten buitenlanders (bijvoorbeeld uit Helmond) zijn die een auto hebben gehuurd, zoals wij :). Afijn, na enkele hachelijke momenten kwamen we toch heelhuids bij de oostkust aan. Het waaide al de hele dag hard, maar nu we weer langs de kust reden, merkten we dat extra goed. Dat gaf wel mooie plaatjes en af en toe stopten we dan ook om e.e.a. vast te leggen.

De plaatsen waar we doorheen reden waren niet mooi of opvallend maar we maakten wel enkele keren een stop bij wat bezienswaardigheden die zeer de moeite waard waren. De eerste was bij een wegrestaurantje waar we stopten voor koffie. De tweede stop was bij Xiaoyeliu. Hier was, direct aan de kust, een soort van park aangelegd, compleet met bezoekerscentrum en winkeltjes, maar de attractie hier waren de zandstenen rotsformaties in zee. Die hadden allerlei bizarre vormen. Omdat het zo hard waaide, beukte het zeewater op die rotsen wat erg mooi was om te zien. We waren hier dan ook geruime tijd te vinden.
Een eindje verderop stopten we bij een attractie die “Water Flowing Upwards” heet. Het is een irrigatiekanaaltje waarvan het water omhoog lijkt te stromen. Omdat de hele omgeving schuin omlaag loopt, lijkt het water in het kanaaltje inderdaad omhoog te stromen. Natuurlijk is dit gezichtsbedrog, maar leuk is het wel. Volgende stop was bij de Donghe brug. Vanaf deze brug hadden we een mooi zicht op de Mawuku rivier die diep onder de brug stroomt. Vermakelijk waren hier ook de vele makaken die in de bomen zaten.

Onze laatste stop voordat we naar ons hotel reden was bij de beroemde brug bij Sanxiantai. Deze brug met acht bogen stelt een draak voor en verbindt een eilandje voor de kust met het vasteland. De brug zelf is een plaatje maar wat het helemaal mooi maakte was de windkracht 10 die hier waaide. De harde wind zweepte het water hoog op en omdat de zon achter de wolken scheen, gaf dat heel mooi licht op de brug. We waaiden compleet uit ons vestje en werden nat van het opgewaaide zoute water waardoor we op een stel zoutstengels leken, maar we genoten volop. Vanwege de harde wind besloten we niet naar het eiland te lopen maar morgen terug te komen om dat alsnog te doen.
Het was al half vijf geweest toen ons navigatiesysteem ons naar ons hotel voor de nacht leidde. Dat hotel stond pal aan zee maar verder wel in “the middle of nowhere”. Het zag er wel keurig uit en onze kamer was tiptop in orde. We hadden een groot balkon met, uiteraard, uitzicht op de wilde woeste zee. Gelukkig konden we ‘s avonds eten in het hotel zodat we geen kilometers hoefden te rijden op zoek naar een restaurant. De hele avond konden we luisteren naar het geluid van de golven die op de kust beukten. En dat terwijl wij heerlijk op onze zachte bedjes lagen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Zondag in München

Zondag in Oslo

Pieterpad, etappes 22 en 23