Via Karatsu naar Nagasaki
Toen we opstonden was het buiten bewolkt en kwam er af en toe zelfs wat regen naar beneden vallen. Deze dag zouden we uit Fukuoka vertrekken om aan de rondreis door Japan te beginnen. Nadat we waren uitgecheckt liepen we naar buiten waar een minibus op ons te wachten stond. De chauffeur was een man in een keurig pak en de man droeg witte handschoentjes.
Onze eerste bestemming voor vandaag was de plaats Karatsu op ruim 50 kilometer van Fukuoka. Deze stad met zo’n 78.000 inwoners is een oude handelshaven waar in het verleden schepen uit China en Korea aanmeerden. Omdat de wegen in Japan erg goed zijn, duurde die rit niet lang. Iets voor Karatsu stopte de chauffeur z’n bus bij een pijnbomenbos en stapten we uit om via dat bos naar het strand aan de Naka zee te lopen. Over het strand liepen we daarna naar het kasteel in Karatsu, de Karatsu-jo. Het toevoegsel “jo” betekent “kasteel”. Hoewel er voorzichtig wat blauw tussen de wolken tevoorschijn kwam, was het nog steeds niet zonnig en de zee was dan ook behoorlijk ruw.
Het kasteel bleek een typisch Japans bouwsel met 5 verdiepingen en even zovele daken. Oorspronkelijk dateert het kasteel uit 1608 maar aan het einde van de 19e eeuw werd het bouwsel met de grond gelijk gemaakt. In 1966 bouwde men het kasteel weer op en staat het op een berg alsof het daar nooit is weg geweest. We konden alleen om het kasteel rondlopen omdat het dicht was. In het kasteel is een museum gevestigd, maar dat was dus dicht.
Toen iedereen voldoende foto’s had genomen stapten we weer in het busje en werden we naar het plaatsje Imari gebracht. Daar stopten we bij een groot restaurant langs de kant van de weg. De inrichting was traditioneel Japans hetgeen betekende dat we op kussens op de grond zaten aan lage tafels. De noodlesoep was er heerlijk. Na het eten hadden we nog wat tijd voordat we verder trokken en dat gaf ons de gelegenheid om ons te verbazen over de aparte auto’s die hier rondreden. Het waren modellen van ons bekende merken, maar we hadden ze in Europa nog nooit gezien. Zonder uitzondering waren het kleine auto’s die opvallend vierkant waren. Niks geen zorgen om de stroomlijn moeten de ontwerpers gedacht hebben.
De volgende bestemming was het porseleinstadje Okawachiyama in de bergen vlakbij Imari. Dit oord wordt het “dorp van de geheime ovens” genoemd en er zijn meer dan 30 pottenbakkers gevestigd. De binnenkomst in het plaatsje was in stijl; een brug naar de parkeerplaats was helemaal in porseleinen tegels verpakt. Die parkeerplaats was nodig want de straatjes in het dorp waren zo smal dat je er nauwelijks met een auto doorheen kon, ook niet met die mini-autootjes die ze hier hadden. Nadat we een blik hadden geworpen op een, hoe kan het ook anders, porseleinen plattegrond, liepen we langs de vele pottenbakkerszaakjes. De meeste huizen waren traditioneel en we schatten dat er de laatste halve eeuw niet vel veranderd is hier in het straatbeeld. Interessant waren de hamers die voortdurend op de klei aan het bonken waren, vermoedelijk om die klei zachter of fijner te maken. Water uit een stroompje viel in een bak welke aan de stelen van de hamers bevestigd waren en als er genoeg water in zo’n bak zat dat deze zwaar genoeg was om de hamer op te tillen, gebeurde dat ook en liep het water weer uit de bak een stroompje in en viel de hamer op een homp klei; een erg eenvoudig maar ingenieus systeem.
Opvallend waren de graven van de pottenbakkers. Van de grafstenen had men een soort piramide gemaakt. Tientallen grafstenen vormden eigenlijk één groot grafmonument. Leuk waren de vele porseleinen kunstwerken zoals bellen met klepels die door de wind in beweging kwamen en een helder geluid voorbrachten. Wij liepen geruime tijd door de smalle straatjes totdat het tijd was om te vertrekken. Remco had ons vantevoren gezegd niet te laat te komen op de afgesproken plek omdat onze nette chauffeur dan erg zenuwachtig zou worden, maar uiteindelijk moesten we met z’n allen op Remco wachten omdat die de tijd was vergeten.
Vanuit Okawachiyama was het nog zo’n 90 kilometer rijden naar Nagasaki, de stad waar we de komende dagen zouden verblijven. De stad is bekend als de plaats die, samen met Hiroshima, aan het einde van WO II plat werd gebombardeerd met een atoombom. Er staan dan ook niet heel veel oude gebouwen in deze havenstad. Onze slaapplaats was in een heuse ryokan, een traditioneel Japans pension. De Nishikiso Bekkan-ryokan lag in de uitgaansbuurt halverwege een steile heuvel. Met de auto kon je er niet komen en dus moesten onze tassen en koffers een lange trap opgezeuld worden. Dat viel nog niet mee, maar het hartelijke ontvangst van een heuse mamasan maakte veel goed. We kregen een grote traditionele kamer toebedeeld. In de kamer geen bed maar tatamimatten en futons om op te slapen. Verder was er een laag tafeltje en stoelen zonder poten, een televisie, een koelkastje en een airco. Het zag er allemaal leuk uit maar stilletjes maakten we ons wel zorgen of we de komende nacht lekker zouden slapen op die matten.
‘s Avonds nam Remco ons mee naar het centrum van de stad naar een overdekte markt. Via een onopvallende deur en een smalle steile trap kwamen we in een sushi restaurant terecht waar we werden ontvangen alsof we de koning waren. We zaten allemaal naast elkaar aan een lopende band waarop schoteltjes met de gerechtjes aan je neus voorbij gleden. Als een gerechtje je aanstond pakte je dat van de band af en at het op. De schoteltjes diende je te bewaren. De diverse prijzen van de gerechten bleken uit de verschillende kleuren van de schoteltjes. Bij het afrekenen telde men het aantal schoteltjes van de diverse kleuren. Voordat het zover was, aten we ongelooflijk lekker van al die verse sushigerechten. Zelfs Nicky, die geen vis lust, vond genoeg van haar gading om lekker te kunnen eten. We aten ons helemaal ongans. De rekening viel ons trouwens erg mee. We hadden gedacht erg duur uit te zijn in Japan maar tot nu toe vielen de prijzen ons erg mee.
Moe van alle indrukken vielen we die avond in slaap in ons bed op de futons.
Reacties