Vestingstadjes aan de Maas
Je hoeft helemaal niet ver weg om mooie plaatsjes te kunnen bekijken. Toeristje spelen in eigen land blijft ook leuk, zeker als dat ook nog eens in je eigen provincie kan. Aan de noordoost kant van Brabant ligt de Maaskant. Pal aan de Maas liggen een aantal vestingstadjes die we vandaag bezocht hebben. Hoewel droog en eigenlijk best wel warm, bleef de zon het grootste gedeelte van de dag verstopt achter een dik pak wolken.
We begonnen in Ravenstein dat dit jaar 650 jaar bestaat. In 1360 is het ontstaan omdat één of andere graaf het nodig vond om tol te heffen voor verkeer op de Maas. Hij bouwde een kasteel aan de oever om dat mogelijk te maken en zo is Ravenstein ontstaan.
Veel middeleeuwse gebouwen vind je er niet meer, ook het kasteel niet, omdat in 1606 een brand het hele stadje verwoestte. Daarna is echter weer een alleraardigst plaatsje ontstaan. Twee kerken, het oude raadhuis en een aantal poorten van de omwalling zijn de moeite van het bekijken waard. Of het aan het vroege tijdstip lag dat we er waren, of aan het feit dat het nog volop vakantie is en iedereen weg is, maar het stadje maakte op ons een wat verlaten indruk. Waar waren de inwoners? Dat moet vroeger heel anders zijn geweest toen er in het centrum van het plaatsje driftig handel werd gedreven.
Het volgende stadje, Megen, was zo mogelijk nog meer verlaten. Hier zijn we in al de tijd die we er zijn geweest, geen twintig mensen tegen gekomen. Wellicht ligt dat aan het feit dat je in dit plaatsje geen fatsoenlijke middenstand meer hebt. Kun je in Megen nog wel een brood kopen? Of moet je naar Oss waar Megen sinds een aantal jaren deel van uit maakt. Megen heeft al sinds 1357 stadsrechten en er staan een aantal zaken en gebouwen die de moeite van een bezoek waard zijn. Zo is daar een standbeeld van graaf de Brimeu en de oude gevangentoren die eens deel uitmaakte van de omwalling. Geestelijken hebben Megen ook weten te vinden aangezien we twee kloosters hebben gevonden.
Als laatste bezochten we Grave dat al in de 11e eeuw is ontstaan en, zoals het een vestingstad betaamd, een stervormige plattegrond heeft. Op het terras van restaurant “De Poort van Cleve” genoten we van een lunch voordat we het stadje verder bezochten. In het kleine centrum heb je nog tal van leuke oude gevels, maar het viel ons op dat erg veel panden in de steigers staan. Over een tijdje zal Grave er nog mooier uitzien, maar nu was het vooral veel ijzerwerk waar we tegen aan keken. Zo stonden de St. Elisabethkerk, het raadhuis in de steigers en kon je de Hampoort niet van z’n mooiste kant zien door bouwwerkzaamheden voor die poort. Het Arsenaal, een oude kazerne, stond helemaal leeg en was dan ook gesloten. Maar genoeg gezeurd, er bleef genoeg over om van te genieten zoals de gevels van de Latijnse school in de Gasthuisstraat en een paar gevels in de Oliestraat. Het leukste stukje vonden we pal aan de Maas bij het Poortwachtershuis waar je een paar terrasjes bij elkaar hebt en waar het, dankzij een flinke opklaring, goed toeven was.
Al met al hebben we een fijn dagje in het noordoosten van onze eigen provincie doorgebracht. Voordeel is dat we ook snel weer thuis waren toen we vonden dat we genoeg gezien hadden.
We begonnen in Ravenstein dat dit jaar 650 jaar bestaat. In 1360 is het ontstaan omdat één of andere graaf het nodig vond om tol te heffen voor verkeer op de Maas. Hij bouwde een kasteel aan de oever om dat mogelijk te maken en zo is Ravenstein ontstaan.
Veel middeleeuwse gebouwen vind je er niet meer, ook het kasteel niet, omdat in 1606 een brand het hele stadje verwoestte. Daarna is echter weer een alleraardigst plaatsje ontstaan. Twee kerken, het oude raadhuis en een aantal poorten van de omwalling zijn de moeite van het bekijken waard. Of het aan het vroege tijdstip lag dat we er waren, of aan het feit dat het nog volop vakantie is en iedereen weg is, maar het stadje maakte op ons een wat verlaten indruk. Waar waren de inwoners? Dat moet vroeger heel anders zijn geweest toen er in het centrum van het plaatsje driftig handel werd gedreven.
Het volgende stadje, Megen, was zo mogelijk nog meer verlaten. Hier zijn we in al de tijd die we er zijn geweest, geen twintig mensen tegen gekomen. Wellicht ligt dat aan het feit dat je in dit plaatsje geen fatsoenlijke middenstand meer hebt. Kun je in Megen nog wel een brood kopen? Of moet je naar Oss waar Megen sinds een aantal jaren deel van uit maakt. Megen heeft al sinds 1357 stadsrechten en er staan een aantal zaken en gebouwen die de moeite van een bezoek waard zijn. Zo is daar een standbeeld van graaf de Brimeu en de oude gevangentoren die eens deel uitmaakte van de omwalling. Geestelijken hebben Megen ook weten te vinden aangezien we twee kloosters hebben gevonden.
Als laatste bezochten we Grave dat al in de 11e eeuw is ontstaan en, zoals het een vestingstad betaamd, een stervormige plattegrond heeft. Op het terras van restaurant “De Poort van Cleve” genoten we van een lunch voordat we het stadje verder bezochten. In het kleine centrum heb je nog tal van leuke oude gevels, maar het viel ons op dat erg veel panden in de steigers staan. Over een tijdje zal Grave er nog mooier uitzien, maar nu was het vooral veel ijzerwerk waar we tegen aan keken. Zo stonden de St. Elisabethkerk, het raadhuis in de steigers en kon je de Hampoort niet van z’n mooiste kant zien door bouwwerkzaamheden voor die poort. Het Arsenaal, een oude kazerne, stond helemaal leeg en was dan ook gesloten. Maar genoeg gezeurd, er bleef genoeg over om van te genieten zoals de gevels van de Latijnse school in de Gasthuisstraat en een paar gevels in de Oliestraat. Het leukste stukje vonden we pal aan de Maas bij het Poortwachtershuis waar je een paar terrasjes bij elkaar hebt en waar het, dankzij een flinke opklaring, goed toeven was.
Al met al hebben we een fijn dagje in het noordoosten van onze eigen provincie doorgebracht. Voordeel is dat we ook snel weer thuis waren toen we vonden dat we genoeg gezien hadden.
Reacties